Activiteit 21 - Ritsen

Doel

De leerlingen geven elkaar de ruimte wanneer zij naast elkaar fietsen, ook in bochten. De linker leerling ritst door snelheid te verminderen en achter de rechter leerling te gaan fietsen.

Deelvaardigheden

  • Opstappen
  • Wegrijden
  • Naast elkaar fietsen
  • Reageren op een signaal
  • Achter elkaar fietsen
  • Achterom kijken
  • Hand uitsteken
  • Bocht fietsen
  • Remmen
  • Achter elkaar stoppen
  • Afstappen

Materialen

  • Stoepkrijt
  • 10 blauwe markeerbollen
  • 3 pylonen
  • Staander
  • Verkeersbord stop (B07)
  • Fluitje

Oefening

Opdracht 1

Beide leerlingen:

  • stappen naast elkaar op bij het startpunt
  • fietsen naast elkaar rechtdoor
  • gaan bij een fluitsignaal achter elkaar fietsen (de linker fietser gaat naar achteren)
  • kijken bij iedere pylon over hun linkerschouder achterom en steken hun linkerhand uit
  • maken een bocht naar links om de markeerbollen heen
  • rijden achter elkaar rechtdoor
  • remmen bij het stopbord en stoppen achter elkaar
  • stappen af en lopen met de fiets aan de hand naar het begin van de route en sluiten aan in de rij.

Opdracht 2: afslaan naar links

De leerlingen:

  • stappen naast elkaar op bij het startpunt
  • gaan bij het eerste fluitsignaal achter elkaar fietsen
  • gaan bij het volgende fluitsignaal weer naast elkaar fietsen
  • herhalen dit bij elk fluitsignaal
Plattegrond activiteit fietskunsten les 3 ritsen groep 5 en 6

Aandachtspunten

  • De achterste leerling die weer links naast de ander gaat fietsen, moet voor deze handeling eerst over de schouder kijken om achteropkomend verkeer te zien aankomen.
  • Tip voor kinderen die moeite hebben met het opstappen: laat de kinderen zittend starten. Bij het zittend starten is de juiste stand van de trapper iets voorbij het hoogste punt in de traprichting. Eén voet staat op de trapper en één voet staat op de grond.
  • Goed remmen is geleidelijk tot stilstand komen, zonder te haperen of te stoten.

Differentiatie

  • De leerlingen doen ieder een gevulde rugzak op hun rug, op de bagagedrager of in hun mand.
  • Opdracht 2 kan ook met het hele groepje tegelijk worden uitgevoerd.
  • Aan het einde van de les, als iedereen de drie oefeningen gedaan heeft, kan met de hele klas “het ritsen” geoefend worden. De leerlingen fietsen in een grote cirkel (afhankelijk van de vorm van het schoolplein) twee aan twee. Als er gefloten wordt, moeten de leerlingen achter elkaar gaan fietsen. Als er nog een keer gefloten wordt, moeten de leerlingen weer twee aan twee gaan fietsen.

Activiteit 2 - Fietsen over een smal pad

Doel

De leerling houdt balans bij het fietsen over een smal pad met één hand aan het stuur.

Deelvaardigheden

  • Opstappen
  • Wegrijden
  • Over een smal pad fietsen
  • Met één hand fietsen
  • Balans houden
  • Remmen
  • Afstappen

Materialen

  • Stoepkrijt
  • 20 rode markeerbollen
  • 20 witte markeerbollen
  • Pylon
  • Staander
  • Verkeersbord stop (B07)

Oefening

De begeleider geeft bij de start van deze oefening telkens een opdracht aan de leerlingen, die fietsend tussen de bollen uitgevoerd moet worden. Bijvoorbeeld:

  • steek je linkerhand/rechterhand in de lucht
  • raak met je linkerhand/rechterhand je neus/elleboog aan
  • ga voorover gebogen zitten
  • raak met je linkerhand/rechterhand je bagagedrager aan
  • raak met je linkerhand je rechteroor/rechterknie aan
  • raak met je rechterhand je linkeroor/linkerknie aan.

De leerling:

  • stapt op bij het startpunt
  • fietst over het smalle pad en voert de opdracht uit van de begeleider
  • fietst om de pylon heen
  • fietst over het smalle pad en voert de opdracht uit van de begeleider
  • remt bij de stopstreep
  • stapt af en loopt met de fiets aan de hand naar het begin van de route en sluit aan in de rij.
Plattegrond activiteit fietskunsten les 3 fietsen over een smal pad groep 5 en 6

Aandachtspunten

  • De leerlingen moeten binnen het smalle pad van de markeerbollen blijven.
  • Tip voor kinderen die moeite hebben met het opstappen: laat de kinderen zittend starten. Bij het zittend starten is de juiste stand van de trapper iets voorbij het hoogste punt in de traprichting. Eén voet staat op de trapper en één voet staat op de grond.
  • Goed remmen is geleidelijk tot stilstand komen, zonder te haperen of te stoten.

Differentiatie

Geef de leerling meerdere opdrachten om achter elkaar uit te voeren.

Instructiefilm Fietskunsten, les 3, activiteit 2: Fietsen op een smal pad

Activiteit 3 - De slak en de haas

Doel

De leerling blijft in balans bij lage snelheid. De leerling remt krachtig bij hoge snelheid met de remmen van de fiets en maakt een noodstop.

Deelvaardigheden

  • Opstappen
  • Wegrijden
  • Langzaam fietsen
  • Balans houden
  • Versnellen
  • Noodstop maken
  • Afstappen

Materialen

  • Stoepkrijt
  • 15 gele markeerbollen
  • 5 pylonen
  • 2 staanders
  • 2 verkeersborden stop (B07)
  • 2 latten voor de noodstop

Oefening

Verdeel de groep in tweeën. De ene groep start bij de slakkenbaan, de andere groep start bij de hazenbaan. De leerlingen kunnen bij deze oefeningen punten verdienen (zie aandachtspunten). Let op: bij deze activiteit zijn twee begeleiders nodig (één voor de slakkenbaan en één voor de hazenbaan) om te kunnen beoordelen of de leerlingen de oefening goed uitvoeren.

Twee leerlingen:

  • staan naast elkaar voor de startstreep van de slakkenbaan
  • stappen op bij het startsein en starten slim
  • fietsen zo langzaam mogelijk
  • blijven binnen de lijnen en zetten geen voet aan de grond
  • stappen af bij de finish en lopen met de fiets aan de hand naar de start van de hazenbaan en sluiten aan in de rij.

Twee leerlingen:

  • staan naast elkaar voor de startstreep van de hazenbaan
  • stappen op bij het startsein en starten slim
  • fietsen snel weg
  • stoppen na de pylon, vóór de stopbalk
  • stappen af en lopen met de fiets aan de hand naar de start van de slakkenbaan en sluiten aan in de rij.
Plattegrond activiteit fietskunsten les 3 de slak en de haas groep 5 en 6

Aandachtspunten

  • Wie bij de slakkenbaan binnen de lijnen is gebleven zonder een voet op de grond te zetten, krijgt een punt.
  • Wie bij de hazenbaan op tijd stopt, krijgt een punt.
  • Slim starten: bij het zittend starten is de juiste stand van de trapper iets voorbij het hoogste punt in de traprichting. Eén voet staat op de trapper en één voet staat op de grond.
  • Bij het maken van een noodstop wordt krachtig geremd zonder te slippen. Let op: bij abrupt remmen met alleen de voorhandrem, bestaat het gevaar om over de kop te slaan. Pas als de fiets stilstaat, mag de voet op de grond worden gezet.

Terug naar volledig lespakket